Jamilla Bazaâ

Jamilla Bazaâ

OVER JAMILLA BAZAÂ

  

Jeugdhulpverlener bij ABO Ondersteuning

Opleiding
Sociaal Agogisch werker – persoonlijk begeleider specifieke doelgroepen

Werkervaring

  • Combi-ondersteuner via de thuiszorg voor cliënten met meestal een hulpvraag op het gebied van huishouden
  • Groepsbegeleider Humanitas DMH in Ede voor jongeren en jongvolwassenen met een licht verstandelijke beperking en gedragsproblemen
  • Groepsbegeleider Humanitas DMH in Veenendaal, een ouderinitiatief, op een groep van 50 plussers
  • Groepsbegeleider bij Het Dorp van Siza op een groep met meervoudige problematiek, vaak een combinatie van fysieke beperkingen met psychische problemen

ABO Ondersteuning
“Daarna ben ik bij ABO Ondersteuning terecht gekomen. Het werk trok me aan, omdat ik bij ABO de aandacht kan geven aan cliënten die ik wil geven. Ik ben in 2018 gestart en ondertussen werk ik met 10 gezinnen en begeleid ik de intervisie voor de drie teams binnen ABO.”

Waarom heb je gekozen voor dit werk?
“Ik ben graag met mensen en stel mensen graag op hun gemak. Ik ben open en sociaal en dat maakt het makkelijk in contact komen met mensen, ook wanneer er dingen zijn waar ze hulp bij kunnen gebruiken. Ik krijg er energie van als ik iemand kan helpen in zijn persoonlijke ontwikkeling en dat we een band opbouwen.

In het werk dat ik doe, kan ik mezelf zijn en dat vind ik belangrijk. Ik heb ontdekt dat wanneer ik mezelf ben, ik mensen aantrek die bij mij passen en daar een mooie verbinding ontstaat die voor beide partijen leuk is. Ik zie wel dat mijn gezinnen divers zijn en ik dus op verschillende manieren kan insteken. Ik geniet van deze diversiteit.”

Foto: Otte Lambooij
Tekst: Miranda van der Steen


Interview – April 2020 door Miranda van der Steen

Het effect van het Coronavirus en de maatregelen, merk je die en zo ja, op welke manier?
“Ik merk zeker het effect van het virus en de maatregelen. Bij elk gezin is het effect wel anders. Bij sommige gezinnen ga ik bijvoorbeeld vaker langs. Binnen ABO Ondersteuning hebben we het beleid dat we langs kunnen gaan bij gezinnen, zolang we ons houden aan de maatregelen vanuit de overheid.

Communicatie en vooral vaker communiceren is nu heel belangrijk geworden, nog meer dan het al was. Een periode als deze verbind meer: even vragen hoe het gaat en in contact blijven.”

 

“Communicatie en vooral vaker communiceren is nu heel belangrijk geworden, nog meer dan het al was.”

“Het is een zoektocht geweest, en dat is het nog steeds wel, hoe je de hulpverlening invult. Wat mag ik wel en wat mag ik niet, waar liggen de grenzen van de maatregelen maar ook het beleid vanuit ABO Ondersteuning. De maatregelen geven beperkingen, maar door creatief te zijn en samen met de gezinnen erover te spreken, kom ik een heel eind.”

Je zegt dat je juist vaker bij gezinnen langsgaat?
“Bij sommige gezinnen ga ik inderdaad vaker langs. Ik merk nu pas hoezeer ik een steunpilaar voor sommige gezinnen ben. Het is zo’n onzekere tijd dat ouders meer ondersteuning kunnen gebruiken. Ik bel vaker of stuur meer berichten. Gezinnen sturen mij ook vaker een bericht. Gewoon om even te overleggen. Voor sommige gezinnen valt er veel weg in de sociale omgeving en dan blijk je als jeugdhulpverlener van ABO des te belangrijker te zijn. Dit verhoogt de druk op de hulpverleners, op mij en mijn collega’s. Juist nu is het belangrijk dat ik mijn rol als hulpverlener duidelijk en helder houdt. Ik kan niet de crisis oplossen, ik kan er wel met een gezin over spreken.”

Is de hulpvraag veranderd door de crisis?“Ja, zeker. Meestal blijkt er meer of net wat andere ondersteuning nodig te zijn. In deze periode worden de negatieve, maar ook de positieve krachten binnen een gezin duidelijker. De mate waarin ze ondersteuning nodig hebben, wordt nu uitvergroot.Het helpen bij schoolwerk blijkt voor veel gezinnen een opgave, zeker als ouders zelf niet makkelijk kunnen leren. Ik kan als hulpverlener ondersteuning bieden bij het opzetten van een structuur en de manier waarop ouders hun kinderen bij schoolwerk kunnen helpen.

Daarbij is het goed opletten dat ik niet het bieden van onderwijs voor een deel overneem.Door de situatie merk ik dat ouders bijvoorbeeld een adempauze nodig hebben. Die kan ik dan bieden, want dat is nu van belang. Dat was voorheen niet een hulpvraag en nu wel.
Voor sommige hulpvragen liep voor de crisis een aanvraag voor hulpverlening. Die aanvragen zijn nu gestopt of verlopen langzaam. Of organisaties waar de aanvraag ligt, reageren niet of nauwelijks. Zo merk je dat elke organisatie bezig is zich aan te passen en dat heeft soms tijd nodig. Voor andere hulpvragen blijkt nu nog meer gronden te zijn en wordt de uitbreiding van de hulpverlening juist wel geaccepteerd door cliënten.”

Maak je je wel eens zorgen over gezinnen door deze periode?
“Het valt me op dat de meeste gezinnen zich best goed aanpassen. Toch zijn er wel een paar situaties waarin ik zie dat ouders meer onder druk komen te staan en dat de spanningen tussen de gezinsleden kunnen oplopen. Voor zover mogelijk bied ik dan ondersteuning, indien nodig met een uitbreiding van mijn uren. En als het niet anders kan, signaleer ik naar ketenpartners, zoals het wijkteam, zodat zij meer of andere hulpverlening in kunnen zetten.”

“Ik merk nu pas hoezeer ik een steunpilaar voor sommige gezinnen ben.”

Heb je op een andere en verschillende manieren contact met gezinnen, naast huisbezoeken, door de crisis?
“Ook al kom ik nog wel bij sommige gezinnen, toch is de manier waarop ik contact heb met mijn cliënten veranderd. Sommige ouders zoeken zelf vaker contact, bijvoorbeeld via WhatsApp. Met cliënten die in een risicogroep vallen doe ik aan beeldbellen en teamviewen.

Bij sommige gezinnen of cliënten waar ik langs ga, spelen er gezondheidsrisico’s. Samen met de cliënten maak ik afspraken, zodat de hulp wel door kan gaan. Soms door niet langs te gaan, maar te beeldbellen. Soms door wel langs te gaan, maar de afstand en de hygiëne nog beter en meer in de gaten te houden.
Ook wandelen met cliënten doe ik vaker. Op die manier kan ik toch persoonlijk in gesprek gaan en zijn we er beiden even uit. Voor een gezin betekent het een adempauze voor alle gezinsleden als ik naar buiten ga met het kind.”

Op welke manier merk je effect van de crisis bij andere organisaties?
“Zoals ik al noemde, zijn sommige partners moeilijk te bereiken. Andere partners zijn goed te bereiken, maar hebben een ander beleid zoals geen huisbezoeken. Ik heb door de veranderde hulpvragen meer contact met de wijkteams om extra uren aan te vragen. Wijkcoaches begrijpen goed dat dit nu tijdelijk nodig is en werken mee om op die manier de juiste hoeveelheid ondersteuning te kunnen bieden aan de gezinnen.

Bij scholen is het wisselend. Terwijl de ene school best wat ondersteuning biedt, merk ik dat een andere school daar meer moeite mee heeft en nog niets extra’s kan aanbieden voor kinderen die meer ondersteuning nodig hebben. Voor iedereen is het nog zoeken, wat kan wel en wat kan niet.
Soms verandert het aanbod van een zorgaanbieder. Die hulp wordt veel praktischer. Het gaat dan om boodschappen en maaltijden. Helaas is sommig hulpaanbod weggevallen. Ik weet van andere organisaties dat bijvoorbeeld logeerweekenden en dagbesteding zijn weggevallen. De oplossing die dat bood, is deels als hulpvraag bij mij als hulpverlener terechtgekomen.

Wat ik wel positief vind, is dat ik meer overleg met ketenpartners. Ik kan zorgen signaleren en bespreken. Zeker nu er zo weinig face-to-face contacten zijn, is dat juist belangrijker geworden.”

Wat merk je van de crisis binnen de gezinnen?
“Dat is afhankelijk van hoe het ging in het gezin, voordat de crisis uitbrak. Als het goed ging, bleef het na het uitbreken van de crisis ook wel goed gaan. Maar als er al het een en ander speelde, is dat door de crisis nog duidelijker geworden. Als een gezin moeilijk structuur kon bieden, is het nu helemaal moeilijk door het wegvallen van school. Als ouders normaal al moeite hadden om huiswerk uit te leggen aan hun kinderen, is dat nu helemaal moeilijk.

In sommige gezinnen kunnen de spanningen momenteel hoog oplopen en snel ruzie ontstaan, doordat iedereen op elkaars lip zit. In zo’n situatie ga ik met ouders in gesprek om te horen wat ze nodig hebben zodat de spanning verminderd. Als er specialistische hulp nodig is, signaleer ik dat bij bijvoorbeeld een wijkteam. Sommige hulpverleningstrajecten zijn stopgezet door de maatregelen of waren net aangevraagd en nog niet gestart. De noodzaak voor deze specialistische zorg komt nu, in deze periode, sterker naar voren.

Ouders geven aan het moeilijk te vinden dat de kinderen steeds om hen heen zijn, dat ze ruzie maken en een grote mond geven. Ouders hebben geen tijd voor zichzelf en moeten daarnaast de kinderen helpen met schoolwerk. Sommige ouders zijn bang voor het virus zelf. Cliënten die meer risico lopen, blijven veel binnen. Dan is het lastig om ze te motiveren actief te blijven.”

Wat merk je bij de kinderen?
“Het is wisselend hoe de kinderen omgaan met de situatie. Wat vooral opvalt is de structuur die wegvalt en de verveling doordat school is weggevallen. Dat merk ik goed bij de kinderen. Deze periode vergroot de negatieve en positieve krachten binnen een gezin. Kinderen merken dat ook. Sommige ouders lukt het om in deze periode creatieve oplossingen te bedenken en leuke dingen te doen met hun kinderen. Andere ouders lukt dat minder.

Sommige kinderen laten zien dat ze zich goed kunnen aanpassen. Ze staan op tijd op, volgen online lessen en maken hun schoolwerk. Dat geeft hun houvast in deze periode. Ze passen zich goed aan en hun sterke kwaliteiten komen naar voren.”

Wat merk je voor jouw als persoon, privé of als professional, van de crisis?“Ik moest echt wel even zoeken, wat mag ik wel en niet. Hoe moet ik prioriteren, zeker als ik moet kiezen tussen persoonlijke en professionele afspraken. Ik zie nog best veel gezinnen, maar als ik dan naar hen toega, kan ik niet ook nog eens regelmatig met vrienden afspreken, ook al zou ik daarbij de maatregelen in acht nemen. Op zo’n moment verkies ik mijn werk boven mijn privéleven.

Toch moet ik het ook leuk houden voor mezelf. Ik spreek nu wel weer af met vrienden, maar niet te vaak en altijd één op één. We houden dan goed afstand. Bang ben ik niet. Mijn mening is dat als je angstig bent of spanningen hebt, je weerstand zakt en je eerder ziek kunt worden. Ik zorg goed voor mezelf, blijf veel thuis en ben me bewust van wat ik doe.”

 

“Als je angstig bent of spanningen hebt, zakt je weerstand en kun je eerder ziek worden.”

Waar krijg je meer energie van, juist in deze periode?
“Het geeft me energie om gezinnen te kunnen helpen in deze periode. De ene keer krijg ik energie, omdat iemand, ondanks alles, heel vrolijk is. De andere keer omdat ik met de jongeren en kinderen, gezien het wegvallen van school, leuke dingen doe. Juist de succesmomenten en de leuke gesprekken, daar krijg ik energie van.”

Hoe denk je over de periode als de maatregelen een stuk soepeler zijn geworden?“Allereerst denk ik dat we een stuk vaker online gesprekken zullen hebben. We zijn met z’n allen vaak onderweg. Dat kan minder en dat wordt ook wel minder, denk ik.
Ik denk ook dat er meer mogelijk wordt dan dat voorheen was. We doen nu wat echt nodig is en dat maakt ook gelijk duidelijk wat er mogelijk is.”