OVER ESMEE WESTERVELD
Jeugdhulpverlener bij ABO Ondersteuning
Opleiding
MBO Gespecialiseerd Pedagogisch medewerker 4 kinderopvang
HBO Bachelor Maatschappelijk Werk en Dienstverlening
Werkervaring
“Na het afstuderen aan de HAN als maatschappelijk werker is mijn werk bij ABO Ondersteuning mijn eerste baan. Gedurende mijn studies heb ik verschillende stages doorlopen en zo werkervaring opgedaan. Stage heb ik o.a. gelopen bij Tandem Welzijn, RadbouduMC en op verschillende locaties binnen het speciaal onderwijs.
Daarnaast heb ik relevante werkervaring opgedaan naast mijn studie:
– Activiteitenbegeleider DOS (Dag Opvang Speciaal). Dagbesteding voor ouderen met een chronische psychiatrische klachten en/of psychosociale problemen.
– Medisch maatschappelijk werker bij het Radboudumc Dekkerswald. Het begeleiden van patiënten bij psychische, sociale en emotionele problemen die samenhangen met ziekte, de medische behandeling en alle veranderingen die daaruit voortvloeien.”
ABO Ondersteuning
“Sinds november 2018 werk ik met heel veel plezier bij Abo Ondersteuning.”
Waarom heb je gekozen voor dit werk?
“Het is voor mij nooit echt een bewuste keuze geweest. Dit was gewoon wat ik ging doen. Ik heb ook nooit getwijfeld over iets anders. De keuze voor de vervolgstudie heb ik gemaakt, omdat ik breder opgeleid wilde zijn dan alleen het werken met kinderen.
Gelijkwaardigheid is voor mij de basis waar vanuit ik werk. Door naast de cliënt te staan en écht te luisteren, krijg je een vertrouwensrelatie waar vanuit je kunt werken.
Ik vind het een uitdaging om zo goed mogelijk af te stemmen op de behoeftes van de cliënt en elke keer maatwerk te leveren. Het geeft mij voldoening en energie om iemand te ondersteunen en verder te helpen in zijn/haar ontwikkeling. Daarnaast vind ik de diversiteit van mijn werk erg leuk. Elke vraag en cliënt/gezin is anders wat maakt dat mijn dagen er nooit hetzelfde uit zien.”
Foto: Esmee
Tekst: Miranda van der Steen
Interview – April 2020 door Miranda van der Steen
Het effect van het Coronavirus en de maatregelen, merk je die en zo ja, op welke manier?
“Ik begeleid gezinnen en jongeren, thuis of op school. De zwaarte van de problematiek is heel divers.
Op verschillende manieren merk ik het effect van de Coronacrisis. Sommige gezinnen willen meer hulp, terwijl andere gezinnen juist nu geen hulp willen. Zij zijn bang voor het virus. Als ik dan aanbied of ze op een andere manier hulp willen, wensen ze dat ook niet.
Het is ook lastig om hulp te bieden. Als ik een klein jongetje begeleid is 1,5 meter afstand houden zeker lastig. Maar gelukkig lukt het tot nu toe om de hulpverlening te blijven bieden.
Veiligheid staat voorop. Vanuit ABO Ondersteuning is het beleid dat, zolang dat veilig kan gebeuren, de begeleiding thuis kan blijven plaatsvinden. Natuurlijk houdt dat voor mijn werk in dat ik mijn handen vaker was, met zeep. En ik houd afstand. Als ik een cliënt begeleid, blijven ouders bijvoorbeeld in een andere ruimte. Ook vervoer ik geen kinderen in de auto, zelfs als ouders er in deze situatie toestemming voor zouden geven. De richtlijnen van de RIVM en het beleid van ABO gaat dan voor.
Eerst peil ik hoe het gezin erin staat. Hun uitgangspunt is voor mij leidend. Als hun wensen echter de grenzen van het RIVM of dat van het beleid van ABO overschrijden, trek ik daar de grens. Ouders snappen dat goed. Ook bespreek ik dit met collega’s en hoor van hen terug hoe zij handelen in situaties.”
Maak je je wel eens zorgen over gezinnen door deze periode?
“De begeleiding die ik geef is in het vrijwillig kader. Als een gezin geen hulp wil, moet ik overwegen of dat verantwoord is. Wat kunnen we en wat moeten we, zijn dan vragen die ik intern overleg. Als ik me zorgen maak en er komen geen andere hulpverleners in het gezin, leg ik na intern overleg de situatie voor aan bijvoorbeeld het wijkteam.
Ik betrek er anderen bij. Het maakt ook wel uit of er nog andere hulpverlening in het gezin aanwezig is. Dan kan er een verschuiving plaatsvinden en zal die andere zorgaanbieder meer en/of andere hulp aanbieden. Dat is natuurlijk ook goed. Als er maar begeleiding blijft.
Ik ga ervan uit dat de gezinnen die nu even geen of minder contact willen dat na de crisis wel weer willen.”
Is de hulpvraag veranderd door de crisis?
“Deze crisis trekt een zware wissel op mensen. De problemen van ouders komen sterker naar voren. De zorg rondom die problemen samen met de zorg voor de kinderen die nu steeds thuis zijn en waarvoor het schoolwerk moet worden verzorgd, is voor sommige ouders zwaar.
Ik merk wel dat ouders dan openstaan voor begeleiding. Vanuit mijn positie kan ik voor verlichting zorgen door bijvoorbeeld een spelletje te spelen met de kinderen of naar buiten te gaan om de kinderen te laten spelen. Per keer bekijk ik waar de behoefte ligt en daar sluit ik op aan.
Wat een duidelijke hulpvraag is in deze periode, is het begeleiden bij het structuren ofwel de dagindeling maken. Ik werk dan bijvoorbeeld met pictogrammen. Of ik stel samen met ouders en soms het kind een dagindeling op die ik dan daar achterlaat. Op die manier kan ik helpen de dagen beter door te komen.
Zo is er binnen elke begeleiding wel iets veranderd. Ik stuur nu vaker een bericht naar een ouder die moeite heeft met de dagindeling. Of ik ben een luisterend oor, wat zeker nu van belang is.”
Heb je op andere en verschillende manieren contact met gezinnen, naast huisbezoeken, door de crisis? Of andere manieren van hulpverlenen?
“Zeker bel ik vaker. Beeldbellen is nieuw in de begeleiding, maar dat doe ik nu wel vaker. Vaker whatsappen.
Met cliënten die tot een risicogroep behoren skype ik. Zo begeleid ik hen en dat is prima te doen. Normaal zou ik starten met even kletsen bij een kopje thee. Via Skype ga ik sneller naar de kern van het gesprek. Dat is wel duidelijk anders. Dan voel ik ook meer die afstand. Toch is het goed dat ik wel contact met de cliënten houd. Ik kan zorgen die ze hebben omtrent het virus relativeren.
Door de veranderde hulpvragen en de verandering in de manieren waarop ik begeleid, is het fijn dat hier toestemming voor is vanuit de wijkteams. Voorheen mocht ik een telefoontje niet schrijven als onderdeel van de begeleiding. Nu is bellen of beeldbellen de enige manier, waarop ik met sommige contact kan hebben, of een noodzakelijke aanvulling op de begeleiding. In deze periode mag ik het wel opschrijven als onderdeel van de begeleiding. Begrijpelijk natuurlijk, maar zo zie je maar dat een situatie als deze een andere denkwijze teweeg brengt.”
Vanuit wie komen de creatieve oplossingen om de hulpverlening toch door te laten gaan? Vanuit jou of ook vanuit de gezinnen?
“Ik merk dat ik wel vaak met oplossingen kom, maar ouders denken ook goed mee bijvoorbeeld over de locatie om toch begeleiding aan hun kinderen te geven. Samen met de cliënten vind ik een weg in deze nieuwe situatie.
Wat me wel opvalt is dat cliënten nu eerder akkoord gaan met oplossingen die nu nodig zijn, terwijl die oplossingen voorheen niet aan de orde waren en waar ze het ook niet mee eens zouden zijn geweest. Als ik iemand voorheen had aangeboden om alleen via beeldbellen te begeleiden, zou diegene me raar hebben aangekeken.”
“Samen met de cliënten vind ik een weg in deze nieuwe situatie.”
Op welke manier merk je effect van de crisis bij andere organisaties?
“Wat ik heb gemerkt is dat andere organisaties ander beleid hebben. Zo hebben de wijkcoache die ik heb gesproken geen face-to-face contact met de gezinnen. De wijkteams zijn soepeler als het gaat om de uitbreiding van uren, omdat dat nu nodig is.
Scholen denken ook goed mee. Zeker als er al zorgen over een gezin waren. Ik ben heel positief wat betreft de inzet van scholen.
Wat me wel opvalt is dat er door de gezinnen die ik spreek en waarin ouders een cruciaal beroep hebben, weinig gebruik wordt gemaakt van de opvang die scholen bieden. Ze lossen de opvang zelf op, gaven ze bij me aan.
En dat is juist ook weer positief. Ik merk dat alle partijen, zoals ouders, scholen en wijkteams, meewerken en meedenken. Op die manier komen de gezinnen goed door deze periode.”
“Ik merk dat alle partijen, zoals ouders, scholen en wijkteams, meewerken en meedenken.”
Wat merk je van de crisis binnen de gezinnen?
“Sommige gezinnen zijn wel bang voor het virus. Ze vinden het lastig om ermee om te gaan. In die gezinnen zal het een hele opluchting geven als deze periode voorbij is en het virus onder controle is. Wel vraag ik me af hoe wat deze periode op langer termijn kan betekenen. Hoeveel stappen zijn we teruggegaan in de ontwikkeling? Soms zal ik hetgeen ik voor deze periode heb opgebouwd, opnieuw moeten opbouwen.
Bij de gezinnen waar het relatief goed gaat, zie ik verveling en meer spanningen tussen de gezinsleden. Ik zie geen gekke dingen en maak me daar dan ook geen zorgen over.”
Hoe gaan de gezinsleden met de maatregelen om?
“Ouders vinden het belangrijk dat de afstand wordt bewaard en dat de handen vaak worden gewassen. Sommige ouders moeten dat relativeren als een kind naar een opvang of school gaat. Daar gaat het dan anders en is er minder toezicht dan dat er thuis is, ook al worden de RIVM richtlijnen gevolgd. Toch zien ouders wel het belang in van de opvang en laten ze het toe.”
Hoe gaan de kinderen ermee om?
“Sommige kinderen zijn er erg mee bezig. Ze zijn gefocust op die 1,5 meter. Een andere cliënt die ik begeleid vindt het wel fijn dat ze niet naar school hoeft. Dat zegt ook wel weer wat. Over het algemeen merk ik niet enorme angst bij de kinderen.
Ik merk dat vaak de reactie van de kinderen afhangt van die van ouders. Hoe de ouders erover denken, zo denken vaak ook de kinderen erover. Dit moet ik wel nuanceren. Soms zijn het ook de kenmerken van een kind die de reactie beïnvloeden. Als een kind van zichzelf angstig is, zal het angstiger reageren, ongeacht wat de ouders ervan denken.”
“Hoe de ouders erover denken, zo denken vaak ook de kinderen erover.”
Wat merk je voor jouw als persoon, privé of als professional, van de crisis?
“Zelf ben ik niet angstig voor het virus. Ik houd me aan de richtlijnen, meer dan dat kan ik ook niet doen. Ook sluit ik aan bij de wijze waarop ouders erover denken. Op die manier zorg ik voor mezelf, maar zorg ik ook voor de ander.
Ik ben het eens met het beleid van ABO Ondersteuning. Binnen de richtlijnen is er veel mogelijk. Het is goed als een organisatie binnen dat kader een eigen standpunt aanneemt.”
Hoe verlopen je contacten met je collega’s?
“We spreken elkaar minder vaak, maar we hebben nog wel contact. Ik spreek regelmatig mijn teamleider. Als team hebben we elkaar gesproken door middel van beeldbellen. Normaal loop je op kantoor bij elkaar binnen. Dat is nu veranderd en moeten we op een andere manier contact met elkaar houden.
We proberen elkaar op de hoogte te houden van alle ontwikkelingen. Zo hebben een aantal collega’s en ik een online platform opgezet. Daarop staat informatie op over Corona en andere interessante onderwerpen als ook film- en kijktips. Het is een interactief platform dat nu belangrijk is geworden. Op die manier kunnen we toch informatie uitwisselen.”
“Men is gericht op de mogelijkheden binnen de beperkingen.”
Welke positieve ontwikkelingen zie je nu in deze periode?
“Er worden veel leuke en creatieve activiteiten bedacht en ondernomen. We hebben alle kinderen die door ABO worden begeleid gevraagd een tekening te maken voor Pluryn. Deze preriode brengt mensen bij elkaar. Er is meer creativiteit. Men is gericht op de mogelijkheden binnen de beperkingen. Daardoor ontstaan er mooie initiatieven.”